Parool: Digital Canon

Op het gebied van computerkunst is Nederland een internationale grootmacht, maar vrijwel niemand weet dat. Daarom is er nu een Canon voor Digitale Kunst.

EDO DIJKSTERHUIS

Mouchette is dertien jaar oud en woont in Amsterdam. Op haar homepage is een witte bloem afgebeeld met een druppel bloed. Bij het doorklikken hoor je haar zuchten. Gedichten komen tevoorschijn, soms behoorlijk luguber, maar ook vragen aan de bezoeker met een in te vullen antwoordveld. Voor de hedendaagse computergebruiker niets bijzonders. Maar Mouchette.org is een kunstwerk en dateert van 1996. In dat jaar kwam Super Mario uit, was ‘interactiviteit’ een begrip waarvan alleen nerds een idee hadden en waren sociale media nog toekomstmuziek.

Het werk dat Martine Neddam rondom haar fictieve karakter Mouchette bouwde, is ronduit visionair. Reden voor Lima, het Amsterdamse platform voor mediakunst, om Mouchette.org op te nemen in de onlangs gelanceerde Canon voor Digitale Kunst. De lijst bevat in totaal twintig werken, gemaakt tussen 1960 en 2000.

“Er komt steeds meer aandacht voor digitale kunst, maar het lijkt soms alsof het medium uit de lucht komt vallen en geen verleden heeft,” stelt Gaby Wijers, directeur van Lima. “En dat terwijl er prachtig werk is gemaakt in de jaren zestig en zeventig dat niemand kent. Nog steeds is digitale kunst onderbelicht. Omdat het weinig wordt verkocht, blijft het grotendeels buiten de kunstmarkt. Zelfs in het recente adviesrapport van de Raad voor Cultuur wordt met geen woord gesproken over digitale kunst.”

Deltawerken

Martijn van Boven, experimenteel filmmaker, computerkunstenaar en afdelingshoofd Interaction Design van ArtEZ, kan zich daarover opwinden. “Het is niet alsof het om iets kleins en onbeduidends gaat. Iedereen kent de Deltawerken en Rembrandt, maar dat het Nederlandse bedrijf NXP een van de allereerste computerchips maakte of dat Guido van Rossum een bijzonder invloedrijke programmeertaal ontwikkelde voor kunstmatige intelligentie, is onbekend. Ook op het gebied van digitale kunst neemt Nederland internationaal een belangrijke plaats in. In ons eigen land is het besef dat je met technologie kunst kunt maken echter niet erg ontwikkeld.”

“We willen niet klagen,” voegt curator en criticus Sanneke Huisman toe. “De hackersmentaliteit is: we doen het zelf wel. Met onze canon willen we de kracht van digitale kunst laten zien. We hebben met opzet gekozen voor het canonmodel om een beetje te provoceren. We hopen met onze lijst discussie op te roepen. Dit is geen eindpunt, maar een begin.”

Collectief

Het idee voor de canon ontstond drie jaar geleden. De groep waar Wijers, Van Boven en Huisman deel van uitmaken, wilde eerst het hele veld van digitale kunst in Nederland in kaart brengen. Een analyse met plaats voor festivals, labs, instellingen, makers, wetenschappers, stromingen en technologische ontwikkelingen bleek al snel te ambitieus. Er werd besloten te kijken naar individuele werken. Ruim vijfhonderd passeerden de revue, een groot deel ervan staat op de online gepubliceerde longlist.

Het jaar 1960 werd gekozen als startpunt om ook vroege voorbeelden van computerkunst op te nemen. Het jongste werk dateert van 2000 ‘om historische distantie te bewaren’, volgens Huisman. “En omdat er na de eeuwwisseling een explosie van jonge makers is geweest van wie we nog niet kunnen inschatten wat hun waarde is.”

Hoewel bewust het woord ‘canon’ wordt gebruikt, moeten de twintig werken op de lijst niet worden gezien als ‘De Nachtwacht en Het melkmeisje van de digitale kunst’. “Traditionele beeldende kunst gaat erg over exclusiviteit en de individuele maker,” stelt Van Boven. “Maar digitale kunstenaars werken meer collectief, zijn zich bewust van de kennis waar ze op voortbouwen. Deze twintig werken staan voor meer dan alleen zichzelf. Het Institute of Artificial Art Amsterdam (1990-heden) van Remko Scha gaat bijvoorbeeld over geautomatiseerde kunstproductie en loopt vooruit op kunstmatige intelligentie en machine learning.”

Blinde vlek

Van de twintig kunstenaars in de canon is alleen Peter Struycken goed vertegenwoordigd in museumcollecties. De rest van de werken bevindt zich online of op een harddrive bij de kunstenaar thuis. Het is de vraag wat hun houdbaarheid is nadat de gebruikte technologie wordt vervangen door andere programmeertalen en machines. “Het conserveringsprobleem willen we met deze canon zeker aansnijden,” erkent Wijers. “Maar we hebben bij de samenstelling niet gekeken naar hoe presentabel de werken zijn.”

Dat is de volgende stap. Lima wil op korte termijn een tentoonstelling maken met de canonwerken. “Het zou mooi zijn als musea er alvast een paar adopteren en we gezamenlijk een presentatie kunnen maken,” suggereert Wijers, die wordt bijgevallen door Van Boven: “Of dat iemand bij het ministerie zich realiseert dat dit een blinde vlek in het collectieve geheugen is en een doorlopende expositie mogelijk maakt.”



Comments are closed.